Lesen: De Belofte van Wereldvrede


De belofte van wereldvrede


Het Universele Huis van Gerechtigheid






Oorspronkelijke titel: The Promise of World Peace, a Statement by the Universal House of Justice.
Uitgave van het bahá'í-wereldcentrum, Haifa, Israël.
Nederlandse uitgave onder toezicht van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'ís van Nederland.
Tweee herziene druk 1988
Electronische uitgave 1998

Voor de 'Oceaan'-editie zijn de hoofdstuktitels, en paginanummering van de derde herziene druk uit 1998 overgenomen. Voor de paragraafnummering en -indeling is de Engelse uitgave aangehouden.

CIP-Gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Belofte
De belofte van wereldvrede : een verklaring van Het Universele Huis van Gerechtigheid / [vert. uit het Engels]. - Den Haag : Stichting Bahá'í Literatuur Vert. van : The promise of world peace : a statement by the Universal House of Justice. - Haifa : Bahá'í Wereldcentrum, 1985. - Nederl. uitg. onder toezicht van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Nederland.
ISBN 90-70765-25-X
SISO 289 UDC 298.8
Trefw. : Bahá'í.

(c) 1985, 1998 Stichting Bahá'í Literatuur, Den Haag.
Alle rechten voorbehouden.



Het Universele Huis van Gerechtigheid

bahá'í-wereldcentrum

oktober 1985




Aan de volkeren der wereld,

De Grote Vrede waarnaar het hart van mensen van goede wil door de eeuwen heen is uitgegaan, waarvan zieners en dichters ontelbare generaties lang in visioenen hebben getuigd en die door de heilige geschriften van de mensheid keer op keer werd beloofd, is nu ten langen leste binnen het bereik der naties gekomen. Voor het eerst in de geschiedenis is het voor iedereen mogelijk de gehele planeet, met al haar volkeren in hun eindeloze verscheidenheid, in één perspectief te overzien. Wereldvrede is niet alleen mogelijk, maar zelfs onvermijdelijk. Ze is het volgende stadium in de evolutie van onze planeet, in de woorden van een groot denker "de planetisering van de mensheid".

Of vrede pas bereikt zal worden na onvoorstelbare verschrikkingen, veroorzaakt doordat de mensheid halsstarrig vasthoudt aan oude gedragspatronen, of nú zal worden gevestigd door gezamenlijk overleg en wilsinspanning, is de keuze waar alle bewoners der aarde voor staan. Op deze kritieke tweesprong, waar de hardnekkige problemen waarmee naties te kampen hebben zijn samengesmolten tot één gezamenlijke zorg voor de wereld, zou het mateloos onverantwoord zijn om het tij van conflicten en wanorde niet te keren.

Onder de gunstige tekenen zien we de gestaag groeiende kracht van de stappen in de richting van een wereldorde die aanvankelijk rond het begin van deze eeuw gezet zijn met de oprichting van de Volkenbond, later gevolgd door de breder gefundeerde Verenigde Naties; het bereiken van onafhankelijkheid door de meeste naties der aarde sinds de Tweede Wereldoorlog, hetgeen de voltooiing van het proces van het bouwen van naties aanduidt, en de betrokkenheid van deze jonge naties bij de oudere in zaken van wederzijds belang; de hieruit voortvloeiende enorm toegenomen samenwerking tussen voordien geïsoleerde en antagonistische volkeren en groepen in internationale ondernemingen op wetenschappelijk, opvoedkundig, rechtskundig, economisch en cultureel vlak; het ontstaan van een ongekend aantal internationale humanitaire organisaties in de laatste decennia; de verbreiding van vrouwen- en jongerenbewegingen die een einde aan oorlog eisen; het spontaan opkomen van steeds groter wordende netwerken van gewone mensen op zoek naar begrip door persoonlijk contact.

De wetenschappelijke en technologische vorderingen die zich voordoen in deze ongewoon gezegende eeuw duiden op een grote sprong vooruit in de maatschappelijke evolutie van de planeet, en ze reiken de middelen aan waarmee de praktische problemen van de mensheid opgelost kunnen worden. Zij verschaffen zeker de geëigende middelen voor het bestuur van het complexe leven van een verenigde wereld. Toch blijven er obstakels overeind staan. Twijfels, misverstanden, vooroordelen, achterdocht en bekrompen eigenbelang bedreigen naties en volkeren in hun onderlinge betrekkingen.

Het is vanuit een diep geestelijk en moreel plichtsbesef dat wij ons er op dit geschikte tijdstip toe gedrongen voelen om uw aandacht te vragen voor de diepgaande inzichten die meer dan een eeuw geleden voor het eerst aan de regeerders der mensheid werden overgebracht door Bahá'u'lláh, Stichter van het Bahá'í-geloof, waar wij de bewaarders van zijn.

"De windvlagen van wanhoop" schreef Bahá'u'lláh, "waaien helaas uit alle richtingen en de strijd die de mensheid verdeelt en teistert neemt met de dag toe. Men kan de tekenen van dreigende ontreddering en chaos nu waarnemen, aangezien de bestaande orde betreurenswaardig gebrekkig blijkt te zijn." Dit profetische oordeel is ruimschoots bevestigd door de gezamenlijke ervaringen van de mensheid. Gebreken in de huidige orde blijken duidelijk uit het feit dat soevereine staten, georganiseerd in de Verenigde Naties, niet in staat zijn het oorlogsspook uit te bannen; uit de dreigende ineenstorting van de internationale economische orde; uit de verspreiding van anarchie en terrorisme; en uit het intense lijden dat miljoenen na miljoenen mensen wordt aangedaan door deze en andere kwellingen. Ja, zó erg zijn agressie en conflicten onze maatschappelijke, economische en godsdienstige systemen gaan karakteriseren, dat velen zich hebben neergelegd bij de opvatting dat dergelijk gedrag inherent is aan de menselijke natuur, en als zodanig onuitroeibaar.

Met de algemene aanvaarding van dit gezichtspunt heeft zich een verlammende tegenstrijdigheid ontwikkeld in de menselijke aangelegenheden. Aan de ene kant verkondigen mensen uit alle landen niet alleen hun bereidheid tot, maar ook hun verlangen naar vrede en harmonie, om een eind te maken aan de folterende angst die hun leven teistert. Aan de andere kant stelt men zich kritiekloos op achter de stelling dat mensen onverbeterlijk egoïstisch en agressief zijn en daarom niet in staat om een maatschappelijk systeem op te bouwen dat tegelijk vooruitstrevend en vreedzaam, dynamisch en harmonisch is, een systeem dat individuele creativiteit en persoonlijk initiatief de vrije loop laat, maar tegelijkertijd gebaseerd is op samenwerking en wederkerigheid.

Naarmate de noodzaak tot vrede dringender wordt, vereist deze fundamentele tegenstrijdigheid, die de verwerkelijking van die vrede in de weg staat, een herwaardering van de vooronderstellingen waarop de algemeen aanvaarde visie op de huidige toestand van de mensheid is gebaseerd. Objectief onderzocht laten de feiten zien dat dergelijk gedrag niet een uiting van het ware ik van de mens is, maar daarentegen een verwording van de menselijke geest. Wanneer de mensen hiervan overtuigd zijn geraakt, zal dit hen in staat stellen om constructieve maatschappelijke krachten op gang te brengen die, omdat ze overeenstemmen met de menselijke aard, harmonie en samenwerking zullen bevorderen in plaats van oorlog en conflicten.

Een dergelijke koers te kiezen is niet de ontkenning van 's mensen verleden, maar het begrijpen ervan. Het Bahá'í-geloof beschouwt de huidige wereldverwarring en rampzalige toestand in de menselijke aangelegenheden als een natuurlijk stadium in een organisch proces, dat uiteindelijk onweerstaanbaar zal leiden tot de eenwording van de menselijke soort in één enkele maatschappelijke orde, waarvan de grenzen die van de planeet zijn. De mensheid heeft, als aparte organische eenheid, evolutionaire fasen doorgemaakt, analoog aan de fasen van kleuter- en kindertijd in het leven van haar individuele leden, en bevindt zich nu op het hoogtepunt van haar turbulente puberteit, terwijl ze haar langverbeide volwassenheid nadert.

De oprechte erkenning dat vooroordeel, oorlog en uitbuiting uitingen waren van onvolwassen stadia in een groots historisch proces, en dat de mensheid heden het onvermijdelijke tumult doormaakt dat haar collectieve volwassenwording kenmerkt, is geen reden tot wanhoop maar een eerste vereiste voor het ondernemen van het gigantische project van het bouwen van een vreedzame wereld. Dat een dergelijke onderneming mogelijk is, dat de noodzakelijke opbouwende krachten inderdaad bestaan, en dat er wel degelijk verenigende maatschappelijke structuren opgericht kunnen worden, is het thema dat wij u dringend vragen te bestuderen.

Hoeveel lijden en beroering de komende jaren ook in petto mogen hebben, hoe somber de huidige omstandigheden ook mogen zijn, de Bahá'í gemeenschap gelooft dat de mensheid deze hoogste beproeving met vertrouwen in het uiteindelijk resultaat aankan. De schokkende veranderingen waar de mensheid steeds sneller naar toe wordt gedreven betekenen niet het einde van de beschaving, doch dienen daarentegen om de "mogelijkheden inherent aan de rang van de mens" vrij te maken en "de volle maat van zijn bestemming op aarde, de aangeboren voortreffelijkheid van zijn werkelijkheid" te onthullen.


Het vermogen van de menselijke natuur


De gaven die de menselijke soort onderscheiden van alle andere levensvormen, vormen tezamen wat bekend staat als de menselijke geest; het verstand is hier de essentiële eigenschap van. Door deze gaven kon de mensheid beschavingen opbouwen en materiële welvaart bereiken. Maar dergelijke verworvenheden hebben op zich de menselijke geest nooit bevredigd, omdat zijn mysterieuze aard hem doet neigen naar het transcendente, een reiken naar een onzichtbare sfeer, naar de uiteindelijke werkelijkheid, die onkenbare essentie der essenties die God genoemd wordt. De godsdiensten die aan de mensheid gebracht zijn door opeenvolgende geestelijke lichten, hebben de voornaamste verbinding gevormd tussen de mensheid en die uiteindelijke werkelijkheid, en hebben 's mensen vermogen om geestelijk succes gepaard met maatschappelijke vooruitgang te bereiken, versterkt en verfijnd.

Geen enkele serieuze poging om orde op zaken te stellen in de aangelegenheden van de mensheid teneinde wereldvrede te bewerkstelligen kan om godsdienst heen. 's Mensen begrip en beoefening ervan maken het grootste deel van de geschiedenis uit. Een eminent geschiedkundige beschreef de godsdienst eens als een "vermogen van de menselijke natuur". Dat de verwording van dit vermogen veel heeft bijgedragen aan de verwarring in de maatschappij en de conflicten binnen en tussen personen, kan nauwelijks worden ontkend. Maar het zou ook onbillijk zijn om de overheersende invloed van de godsdienst op de belangrijkste uitingen van de beschaving buiten beschouwing te laten. Bovendien is zijn onmisbaarheid voor de maatschappelijke ordening herhaaldelijk bewezen door zijn rechtstreekse invloed op wetgeving en zedelijk gedrag.

Over godsdienst als maatschappelijke kracht schreef Bahá'u'lláh: "Godsdienst is het voornaamste middel voor de vestiging van orde in de wereld en voor het vredige geluk van allen die daar wonen". Verwijzend naar de verdwijning of de verwording van de godsdienst, schreef hij: "Als de lamp van godsdienst verduisterd wordt, zal chaos en verwarring het gevolg zijn en het licht van eerlijkheid, van rechtvaardigheid, van rust en vrede zal ophouden te schijnen." Bij een opsomming van dergelijke gevolgen duiden de Bahá'í geschriften aan dat de "verwording van de menselijke natuur, de ontaarding van het menselijk gedrag, het verderf en het uiteenvallen van menselijke instituten, zich onder zulke omstandigheden van hun slechtste en weerzinwekkenste kant laten zien. 's Mensen karakter wordt verlaagd, het vertrouwen geschokt, de kracht van discipline verzwakt, de stem van 's mensen geweten tot zwijgen gebracht, het gevoel voor betamelijkheid en schaamte vervaagt, opvattingen omtrent plichtsbesef en solidariteit, omtrent wederkerigheid en trouw, worden vervormd, en het echte gevoel van vrede, van vreugde en van hoop wordt geleidelijk uitgedoofd."

Dus als de mensheid in een verlammende conflictsituatie is terechtgekomen, moet zij bij zichzelf, in haar eigen nalatigheid, in de verlokkende stemmen waarnaar zij geluisterd heeft, zoeken naar de bron van de misverstanden en verwarring, begaan in naam van religie. Zij die blindelings en zelfzuchtig aan hun eigen specifieke orthodoxieën hebben vastgehouden, die hun volgelingen misleidende en tegenstrijdige interpretaties van de uitspraken van de profeten van God hebben opgelegd, dragen een zware verantwoordelijkheid voor deze verwarring - een verwarring die ingewikkelder gemaakt wordt door kunstmatige barrières die zijn opgeworpen tussen verstand en geloof, tussen wetenschap en religie. Want, gezien vanuit een eerlijke en open beschouwing van de oorspronkelijke woorden van de Stichters van de grote godsdiensten en vanuit het maatschappelijk milieu waarin zij hun zending moesten volbrengen, is er niets om de twisten en vooroordelen te rechtvaardigen die de godsdienstige gemeenschappen van de mensheid en daarmee alle menselijke aangelegenheden, verstoren.

De lering dat wij anderen moeten behandelen zoals wijzelf behandeld wensen te worden, een ethische norm die in verschillende bewoordingen in alle grote godsdiensten terugkeert, sterkt deze laatste opmerking op twee punten: ze vat de morele houding, het vrede-bevorderende aspect samen dat wij in al deze godsdiensten, ongeacht plaats of tijdperk waarin zij hun oorsprong vonden, terugvinden; ze wijst ook op een aspect van eenheid dat hun wezenlijke verdienste is, een verdienste die de mensheid door haar onsamenhangende kijk op de geschiedenis niet op haar juiste waarde heeft weten te schatten.

Had de mensheid de Opvoeders uit haar collectieve kindertijd in hun ware betekenis had gezien, als krachten van één beschavingsproces, dan zou zij ongetwijfeld oneindig meer baat hebben gehad bij het cumulatieve resultaat van hun opeenvolgende zendingen. Dit heeft zij helaas niet gedaan.

De heropleving van religieus fanatisme in vele landen moet als slechts een laatste stuiptrekking worden beschouwd. De aard zelf van de gewelddadige en ontwrichtende verschijnselen die ermee gepaard gaan, getuigt van het geestelijk bankroet van datgene waar het voor staat. Ja, één van de vreemdste en droevigste kenmerken van de huidige uitbarsting van religieus fanatisme is de mate waarin het altijd weer ondermijnend werkt, niet alleen op de geestelijke waarden die de eenheid der mensheid bevorderen, maar ook op die unieke morele overwinningen welke werden behaald door juist díe religie die het beweert te dienen.

Welk een wezenlijke kracht godsdienst ook is geweest in de geschiedenis der mensheid, en hoe dramatisch ook de huidige heropleving van het militante religieuze fanatisme, toch beschouwen steeds meer mensen religie en religieuze instituten de laatste decennia als irrelevant voor de belangrijkste aangelegenheden van de moderne wereld. Daarvoor in de plaats heeft men zich óf tot het genotzuchtige najagen van materiële bevrediging gewend óf tot het navolgen van door mensen bedachte ideologieën die zijn ontworpen om de maatschappij te bevrijden van de kwalen waar zij duidelijk onder te lijden heeft. Maar al te veel van deze ideologieën vertonen helaas de neiging om, in plaats van de idee van het één-zijn der mensen aan te hangen en de harmonie tussen de verschillende volkeren te bevorderen, de staat te vergoddelijken, de rest van de mensheid aan één natie, ras of klasse te onderwerpen, iedere discussie of gedachtenuitwisseling te onderdrukken, of miljoenen hongerenden zonder mededogen prijs te geven aan de uitwerking van een handelssysteem dat helaas maar al te duidelijk het lot van de meerderheid der mensheid verzwaart, terwijl het kleine minderheden in staat stelt te leven in een toestand van overvloed waar onze voorouders nauwelijks van hebben durven dromen.

Hoe tragisch is het verhaal van de surrogaat-geloven die de wereldwijzen van onze tijd hebben geschapen. Aan de massale ontgoocheling van hele volkeren die geleerd hebben om aan de eredienst bij hun altaren deel te nemen, kan het onherroepelijke oordeel van de geschiedenis over hun waarde worden afgelezen. De vruchten die hun leerstellingen hebben voorgebracht - na tientallen jaren van een steeds vrijere machtsuitoefening door hen die hun invloed in menselijke aangelegenheden er aan danken - zijn de maatschappelijke en economische ziekten die ieder gebied op onze aarde kwellen in deze laatste jaren van de twintigste eeuw. Aan de wortel van al deze uiterlijke aandoeningen ligt de geestelijke schade die zich weerspiegelt in de apathie die zich van het grootste deel van de volkeren der naties meester heeft gemaakt en in de uitdoving van elke hoop in de harten van misdeelde en lijdende miljoenen.

De tijd is gekomen dat zij die de dogma's van het materialisme prediken, of ze nu uit het oosten of uit het westen, uit het kapitalisme of het socialisme afkomstig zijn, verantwoording moeten afleggen over het morele beheer dat zij zeggen uit te oefenen. Waar is de "nieuwe wereld" die deze ideologieën beloofd hebben? Waar is de internationale vrede waar volgens hun beweringen hun idealen aan gewijd zijn? Waar zijn de doorbraken naar nieuwe sferen van culturele verworvenheden, voortgebracht door het verheerlijken van dìt ras, van dàt land of van díe bepaalde klasse? Waarom zinkt de overgrote meerderheid van de volkeren der wereld steeds dieper weg in honger en ellende, terwijl rijkdom op een schaal waar de farao's, de caesars of zelfs de imperialistische machten van de negentiende eeuw niet van konden dromen ter beschikking staat van hen die vandaag beslissen over menselijke aangelegenheden?

Met name in de verheerlijking van de jacht op materiële verworvenheden, die zowel de verwekker als het gemeenschappelijke kenmerk van al deze ideologieën is, vinden wij de wortels van de dwaling dat de mens onverbeterlijk egoïstisch en agressief is. Híer moet de grond worden vrijgemaakt voor het bouwen van een nieuwe wereld, geschikt voor ons nageslacht.

Het feit dat materialistische idealen er, gezien de ervaring, niet in zijn geslaagd de behoeften der mensen te bevredigen, vereist de eerlijke erkenning dat er nu een nieuwe poging moet worden gedaan om oplossingen voor de kwellende problemen van de planeet te vinden. De ontoelaatbare toestanden in de maatschappij getuigen van een gemeenschappelijk falen van iedereen, een omstandigheid die aan alle kanten eerder tot een verharding leidt dan openheid bevordert. Het is duidelijk dat een gemeenschappelijke poging tot herstel dringend noodzakelijk is. Het is in de eerste plaats een kwestie van mentaliteit. Zal de mensheid volharden in haar halsstarrigheid, en vasthouden aan versleten ideeën en uitgangspunten waar niet mee te werken valt? Of zullen haar leiders, ongeacht hun ideologie, naar voren treden en vastbesloten samen beraadslagen in een poging om met vereende krachten passende oplossingen te vinden?

Zij die begaan zijn met de toekomst van de mensheid, doen er goed aan het volgend advies te overwegen: "Als lang gekoesterde idealen en vanwege hun ouderdom gerespecteerde instellingen, als bepaalde maatschappelijke onderstellingen en religieuze formules het welzijn van het merendeel der mensheid niet langer bevorderen, als ze de belangen van een zich voortdurtend ontwikkelende mensheid niet langer dienen, laat ze dan worden weggevaagd en terugverwezen naar de vergetelheid van in onbruik rakende en terzijde gelegde leerstellingen. Waarom zouden deze, in een wereld die is onderworpen aan de onveranderlijke wet van verandering en verval, worden vrijgesteld van het verval dat iedere menselijke instelling onvermijdelijk zal overkomen? Want de rechtsstandaarden, de politieke en economische theoriën, zijn alleen ontworpen om de belangen van de mensheid als geheel te beschermen, en de mensheid is er niet om gekastijd te worden voor het behoud van de zuiverheid van een bepaalde wet of leerstelling."


Van oorlog naar vrede


Het uitbannen van kernwapens, het verbieden van het gebruik van gifgas of het onwettig verklaren van biologische oorlogvoering zullen de grondoorzaken van de oorlog niet wegnemen. Hoe belangrijk dergelijke praktische maatregelen uiteraard ook zijn als elementen van het vredesproces, ze zijn op zich te oppervlakkig om een blijvende invloed uit te oefenen. De volkeren zijn vindingrijk genoeg om weer andere manieren uit te vinden om oorlog te voeren, en om voedsel, grondstoffen, financiële middelen, industriële macht, ideologie en terrorisme te gebruiken om elkaar omver te werpen in een eindeloze jacht naar overheersing en heerschappij. Evenmin kan de huidige massale ontwrichting in de aangelegenheden van de mensheid opgelost worden door het bijleggen van bepaalde conflicten of onenigheden tussen naties. Er moet een werkelijk universeel raamwerk worden opgezet.

Zeker, onder nationale leiders is er voldoende erkenning van de wereldwijde aard van het probleeem, die duidelijk blijkt uit de zich opstapelende zaken waar zij dagelijks mee te maken hebben. Bovendien worden er steeds meer studies en oplossingen aangedragen zowel door bezorgde en verlichte groepen als door instellingen van de Verenigde Naties, om iedere mogelijke onwetendheid over de uitdagende vereisten waaraan moet worden voldaan weg te nemen. Er heerst echter een wilsverlamming; en het is deze wilsverlamming die zorgvuldig onderzocht en vastbesloten aangepakt moet worden. Deze verlamming wordt, zoals wij hebben gezegd, veroorzaakt door een diepgewortelde overtuiging dat de mens onvermijdelijk twistziek is, wat heeft geleid tot een tegenzin om de mogelijkheid te overwegen nationaal eigenbelang ondergeschikt te maken aan de vereisten voor een wereldorde en tot het niet bereid zijn om de verreikende implicaties van het vestigen van een verenigde wereldautoriteit moedig onder ogen te zien. Zij is te bespeuren in het onvermogen van grotendeels onwetende en onderworpen massa's om hun verlangen naar een nieuwe orde waarin zij met de gehele mensheid in vrede, harmonie en voorspoed kunnen samenleven, duidelijk onder woorden te brengen.

Hoopgevende tekenen zijn de vooral na de Tweede Wereldoorlog behoedzaam gezette stappen naar wereldorde. De toenemende tendens van groepen van naties om hun onderlinge verhoudingen in formele banen te leiden om te kunnen samenwerken in zaken van wederzijds belang, duidt erop dat alle naties deze wilsverlamming uiteindelijk te boven moeten kunnen komen. De Associatie van Zuid-Oost Aziatische Landen, de Caribische Gemeenschap en Gemeenschappelijke Markt, de Centraal Amerikaanse Handelsgemeenschap, de Raad van Wederzijdse Economische Bijstand, de Europese Gemeenschappen, de Arabische Liga, de Organisatie van Afrikaanse Eenheid, de Organisatie van Amerikaanse Staten, het Zuid Pacifische Forum -- alle gezamenlijke inspanningen die dergelijke organisaties vertegenwoordigen, banen het pad naar wereldorde.

Nòg een hoopgevend teken is dat er steeds meer aandacht gericht wordt op enkele van de diepstgewortelde problemen van de planeet. Ondanks de evidente tekortkomingen van de Verenigde Naties hebben de tientallen verklaringen en conventies die deze organisatie aangenomen heeft, zelfs als de regeringen zich er niet al te enthousiast aan hebben willen binden, gewone mensen toch het gevoel van nieuwe levenskansen gegeven. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Conventie ter Voorkoming en Bestraffing van de Misdaad van Volkerenmoord, en soortgelijke maatregelen ter eliminatie van alle vormen van discriminatie op grond van ras, sexe of geloof; het hooghouden van de rechten van het kind; de bescherming van alle personen tegen martelingen; het uitbannen van honger en ondervoeding; het gebruik van wetenschappelijke en technologische vooruitgang ter bevordering van de vrede en ten bate van de mensheid - dergelijke maatregelen zullen, indien zij moedig worden opgelegd en uitgebreid, de dag naderbij brengen waarop het oorlogsspook zijn macht om internationale verhoudingen te overheersen zal hebben verloren. Het is niet nodig om de betekenis van de onderwerpen die door deze verklaringen en conventies worden behandeld nog te benadrukken. Enkele van dergelijke onderwerpen verdienen echter vanwege hun onmiddellijke relevantie voor de vestiging van wereldvrede extra aandacht.

Racisme, een van de verderfelijkste en hardnekkigste kwalen, is een belangrijk obstakel op de weg naar vrede. De praktijk ervan is een zó buitensporige schending van de rechten van de mens dat dit met geen enkel excuus kan worden gesanctioneerd. Racisme vertraagt de ontplooiing van de onbegrensde latente mogelijkheden van zijn slachtoffers, verderft de racisten zelf, en ruïneert de menselijke vooruitgang. Erkenning van het één-zijn van de mensheid, tot uitdrukking gebracht in passende wettelijke maatregelen, moet universeel gesteund worden, wil dit probleem worden bedwongen.

Het onbetamelijk grote verschil tussen rijk en arm, een bron van hevig lijden, houdt de wereld in een onstabiele toestand, feitelijk op de rand van oorlog. Maar weinig gemeenschappen gaan succesvol met deze situatie om. De oplossing vraagt om het gecombineerd toepassen van geestelijke, morele en praktische benaderingen. Er is een nieuwe kijk op het probleem nodig, waarbij beraadslaagd moet worden met deskundigen uit een breed scala van vakterreinen, vrij van economische en ideologische polemiek, en waarbij de mensen die direct beïnvloed worden door de beslissingen die dringend genomen moeten worden, betrokken dienen te worden. Dit onderwerp is niet alleen nauw verbonden met de noodzaak om de uitersten van rijkdom en armoede uit te bannen, maar ook met die geestelijke waarden die, als ze worden begrepen, een nieuwe universele houding kunnen voortbrengen. Het aankweken van een dergelijke houding is op zichzelf al een belangrijk deel van de oplossing.

Onbeteugeld nationalisme, wel te onderscheiden van gezonde en gerechtvaardigde vaderlandsliefde, zal plaats moeten maken voor een bredere loyaliteit, voor de liefde voor de mensheid in zijn geheel. Bahá'u'lláh's verklaring luidt: "De aarde is slechts één land waarvan alle mensen de burgers zijn." De idee van wereldburgerschap is een rechtstreeks gevolg van de inkrimping van de wereld tot één enkele buurt, veroorzaakt door wetenschappelijke vooruitgang, en van de onbetwistbare onderlinge afhankelijkheid der naties. Liefde voor alle volkeren der wereld sluit de liefde voor het vaderland niet uit. Het belang van het deel wordt in een wereldsamenleving het best gediend door het bevorderen van het belang van het geheel. De huidige internationale activiteiten op verschillende gebieden die wederzijdse genegenheid en een gevoel van solidariteit tussen volkeren bevorderen, moeten aanzienlijk worden uitgebreid.

Godsdienststrijd is door de hele geschiedenis heen de oorzaak geweest van talloze oorlogen en conflicten, een belangrijke belemmering op de weg naar vooruitgang, en vormt een steeds groter schrikbeeld voor mensen van alle geloven en mensen zonder geloof. Volgelingen van alle godsdiensten moeten bereid zijn om de fundamentele kwesties die deze strijd veroorzaken onder ogen te zien en om tot duidelijke antwoorden te komen. Hoe moeten hun onderlinge verschillen worden opgelost, in theorie zowel als in de praktijk? De godsdienstleiders van de mensheid staan voor de uitdaging om de toestand der mensheid te overdenken met harten vervuld van deernis en een verlangen naar waarheid, en om zich af te vragen of zij, in deemoed voor hun almachtige Schepper, hun theologische geschillen niet kunnen begraven in een grootmoedige geest van wederzijdse verdraagzaamheid die hen in staat stelt samen te werken aan de vooruitgang van de menselijke verstandhouding en de vrede.

De emancipatie van de vrouw, het verwerven van volledige gelijkwaardigheid tussen de sexen, is één van de belangrijkste, doch minder erkende voorwaarden voor vrede. Door de ontkenning van deze gelijkwaardigheid wordt de helft van de wereldbevolking onrecht aangedaan en worden in de mannen schadelijke houdingen en gewoonten bevorderd die vanuit het gezin naar het werk, naar het politieke leven, en uiteindelijk tot in internationale verhoudingen worden meegedragen. Er zijn geen morele, praktische of biologische argumenten op basis waarvan een dergelijke ontkenning kan worden gerechtvaardigd. Eerst wanneer vrouwen volledig deelgenoot worden gemaakt in alle gebieden van menselijk streven, zal het morele en psychologische klimaat worden geschapen waarin internationale vrede kan ontstaan.

De zaak van universele opvoeding, die reeds een leger toegewijde mensen uit ieder geloof en land heeft aangeworven, verdient de grootst mogelijke ondersteuning die de regeringen der wereld kunnen verlenen. Want onwetendheid is onbetwistbaar de hoofdoorzaak van het verval en de ondergang van volkeren en van de bestendiging van vooroordelen. Geen enkele natie kan vooruitgang boeken, tenzij al haar burgers geschoold worden. Een gebrek aan middelen beperkt de mogelijkheid van vele naties om in deze essentiële behoefte te voorzien, waardoor er bepaalde prioriteiten gesteld moeten worden. De hierbij betrokken beslissende instanties zouden er goed aan doen te overwegen om de hoogste prioriteit te geven aan de scholing van vrouwen en meisjes, aangezien de voordelen van kennis het snelst en effectiefst verbreid kunnen worden in de samenleving door ontwikkelde moeders. In overeenstemming met de vereisten van deze tijd zou ook overwogen moeten worden om de idee van wereldburgerschap mee te geven als een deel van de standaardopvoeding van ieder kind.

Alle pogingen in de richting van wereldvrede worden ernstig ondermijnd door een fundamenteel gebrek aan communicatie tussen de volkeren. Het invoeren van een internationale hulptaal zou de oplossing van dit probleem een heel stuk naderbij brengen, en verdient daarom zeer dringend de aandacht.

Er zijn twee punten die in al deze zaken benadrukt dienen te worden. Het ene is dat de afschaffing van oorlog niet eenvoudigweg een zaak van het ondertekenen van verdragen en protocollen is; het is een complexe taak, die vereist dat men zich op een nieuw niveau inzet voor het oplossen van problemen die gewoonlijk niet in verband worden gebracht met het streven naar vrede. Indien het idee van collectieve veiligheid op louter politieke overeenkomsten gebaseerd wordt, is het een hersenschim. Het andere punt is dat de grootste uitdaging bij het omgaan met vredesvraagstukken ligt in het verheffen van de zaak tot principieel niveau in plaats van een puur pragmatische aanpak. Want in de kern komt vrede voort uit een innerlijke toestand die wordt geschraagd door een geestelijke of morele gedragswijze, en de mogelijkheid van blijvende oplossingen is voornamelijk te vinden in het oproepen van deze gedragswijze.

Er zijn geestelijke beginselen, of wat sommigen menselijke waarden noemen, met behulp waarvan oplossingen kunnen worden gevonden voor ieder maatschappelijke probleem. Iedere groep met goede bedoelingen kan wel een algemeen idee geven voor praktische oplossingen van zijn problemen, maar goede bedoelingen en praktische kennis zijn doorgaans niet voldoende. De essentiële verdienste van geestelijke beginselen is dat zij niet alleen een perspectief bieden dat overeenstemt met wat inherent is aan de menselijke aard, maar ook een houding, een dynamiek, een wil, een aspiratie opwekken die het ontdekken en toepassen van praktische maatregelen vereenvoudigt. Regeringsleiders en allen die leiding geven zouden er veel baat bij hebben als zij, bij hun pogingen om problemen op te lossen, eerst zouden trachten de betreffende beginselen te identificeren om zich er vervolgens door te laten leiden.


Het ontstaan van één wereldgemeenschap


Het voornaamste vraagstuk dat moet worden opgelost is hoe de huidige wereld, met haar ingewortelde conflictpatroon, kan veranderen in een wereld waar harmonie en samenwerking heersen.

Wereldorde kan alleen gebaseerd worden op een onwankelbaar bewustzijn van het één-zijn der mensheid, een geestelijke waarheid die door alle menswetenschappen wordt bevestigd. Anthropologie, fysiologie en psychologie erkennen slechts één menselijke soort, zij het oneindig gevarieerd in de secundaire aspecten van het leven. Erkenning van deze waarheid vereist het loslaten van vooroordeel - vooroordeel van welke soort dan ook - van ras, klasse, huidskleur, geloof, natie, sekse, graad van materiële beschaving, van alles waardoor mensen zichzelf als superieur aan anderen kunnen beschouwen.

Het accepteren van het één-zijn van de mensheid is de eerste fundamentele voorwaarde voor de reorganisatie en het bestuur van de wereld als één land, het thuis van de mensheid. Wereldwijde acceptatie van dit geestelijk beginsel vormt een essentieel onderdeel van iedere succesvolle poging om wereldvrede te vestigen. Het moet daarom wereldwijd worden verkondigd, worden onderwezen op scholen, en voortdurend worden bevestigd in iedere natie ter voorbereiding op de organische verandering in de structuur van de maatschappij die het met zich meebrengt.

In de Bahá'í-visie vereist de erkenning van het één-zijn der mensheid "niet minder dan de reorganisatie en de demilitarisatie van de gehele beschaafde wereld - een wereld die organisch is verenigd in alle essentiële aspecten van het leven, het politieke apparaat, het geestelijke streven, handel en financiën, schrift en taal, en toch met een oneindige verscheidenheid in de nationale kenmerken van de federale eenheden."

De implicaties van dit cruciale beginsel uitwerkend, merkte Shoghi Effendi, de Behoeder van het Bahá'í geloof, in 1931 op: "Verre van het omverwerpen van de bestaande grondslag van de maatschappij te beogen, streeft het ernaar haar basis te verbreden, haar instellingen om te vormen op een wijze die in overeenstemming is met de behoeften van een voortdurend veranderende wereld. Het kan nooit met gewettigde loyaliteit in strijd komen, en evenmin essentiële banden ondermijnen. Het doel ervan is niet om de vlam van een gezonde en verstandige vaderlandsliefde in het hart van de mensen te verstikken, en evenmin om het systeem van nationale autonomie af te schaffen dat zo noodzakelijk is als men het kwaad van overmatige centralisatie wil vermijden. Het gaat niet voorbij aan de verscheidenheid van etnologische oorsprong, van klimaat, van geschiedenis, van taal en traditie, van denkwijze en gewoonten, die de volkeren en naties van de wereld onderscheiden, en tracht deze ook niet te onderdrukken. Het vergt echter een bredere vorm van trouw, een ruimer streven dan het mensdom ooit heeft bezield. Het vereist het ondergeschikt maken van nationale impulsen en belangen aan de dwingende aanspraken van een verenigde wereld. Het wijst aan de ene kant overmatige centralisatie af en verwerpt aan de andere kant alle pogingen tot uniformiteit. Het wachtwoord is eenheid in verscheidenheid."

Het bereiken van dergelijke doelen vereist een stapsgewijze aanpak van de aanpassing van de nationale politieke zienswijzen, die nu aan anarchie grenzen bij gebrek aan duidelijk omschreven wetten of universeel geaccepteerde en op te leggen beginselen die de verhouding tussen naties ordenen. De Volkenbond, de Verenigde Naties, en de vele organisaties en overeenkomsten die zij hebben voortgebracht, zijn zeker nuttig geweest bij het afzwakken van enkele van de negatieve effecten van internationale conflicten, maar zij zijn niet bij machte gebleken oorlog te voorkomen. Integendeel, er zijn tientallen oorlogen geweest sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog; vele ervan woeden nog steeds.

De belangrijkste aspecten van dit probleem waren in de negentiende eeuw, toen Bahá'u'lláh zijn voorstellen voor het vestigen van wereldvrede voor het eerst naar voren bracht, reeds aan het licht gekomen. Het beginsel van collectieve veiligheid werd door hem uitgewerkt in verklaringen gericht tot de regeerders der wereld. Shoghi Effendi merkte over zijn bedoeling op: "Wat kunnen deze belangrijke woorden anders betekenen als ze niet duiden op de onvermijdelijke besnoeiing van onbelemmerde nationale soevereiniteit als een onmisbare inleiding tot de vorming van het toekomstige gemenebest van alle volkeren ter wereld? Een of andere vorm van een wereld-superstaat zal zich moeten ontwikkelen, ten gunste waarvan alle staten van de wereld vrijwillig het recht om oorlog te voeren zullen opgeven, evenals bepaalde rechten om belasting op te leggen en alle rechten om bewapening te handhaven anders dan om orde in hun respectieve gebieden te verzekeren. Zulk een staat zal binnen zijn sfeer een internationale uitvoerende macht moeten omvatten, toereikend om het allerhoogste en onaantastbare gezag uit te oefenen over ieder weerspannig lid van de wereldstatenbond; een wereldparlement, waarvan de leden door het volk in de respectieve landen zullen worden gekozen en wier verkiezing door hun respectieve regeringen zal worden bekrachtigd; voorts een Opperste Gerechtshof, waarvan het oordeel bindend zal zijn, zelfs in die gevallen waar de desbetreffende partijen niet geneigd zijn hun zaak aan zijn oordeel te onderwerpen."

"Een wereldgemeenschap waarin alle economische barrières voorgoed zullen zijn opgeheven en de onderlinge afhankelijkheid van kapitaal en arbeid definitief wordt erkend; waarin het getier van godsdienstig fanatisme en strijd voorgoed zal zijn bedaard; waarin de vlam van rassenhaat tenslotte zal zijn gedoofd; waarin één enkele internationale wetgeving - het produkt van het weloverwogen oordeel van de vertegenwoordigers van de wereldfederatie - als strafmaatregel de onmiddellijke en dwingende interventie van de gezamenlijke legers der federale eenheden zal hebben; en tenslotte een wereldgemeenschap waarin de woede van een grillig en strijdvaardig nationalisme zal zijn veranderd in een blijvend bewustzijn van wereldburgerschap - zo verschijnt in grote lijnen de Orde zoals door Bahá'u'lláh voorzien, een Orde die later als de gaafste vrucht van een langzaam rijpend tijdperk zal worden beschouwd."

De uitvoering van deze verreikende maatregelen werd door Bahá'u'lláh aangeduid: "De tijd zal komen dat men de gebiedende noodzaak tot het houden van een grote en alle mensen omvattende vergadering algemeen zal beseffen. De koningen en heersers der aarde moeten deze bijwonen en, door deelneming aan de beraadslagingen, díe wegen en middelen beramen die de grondslag zullen leggen voor de grote Wereldvrede onder de mensen."

De moed, de vastberadenheid, de zuivere motieven, de onbaatzuchtige liefde van het ene volk voor het andere - alle geestelijke en morele eigenschappen die nodig zijn om deze gewichtige stap in de richting van wereldvrede te zetten, zijn gericht op de wil tot handelen. Om deze noodzakelijke wilskracht op te wekken, moet er serieuze aandacht worden besteed aan de werkelijkheid van de mens, namelijk zijn gedachten. De relevantie van deze machtige werkelijkheid te begrijpen, betekent ook: de maatschappelijke noodzaak inzien om haar unieke waarde te verwezenlijken in eerlijke, bezonnen en hartelijke beraadslaging, en om te handelen naar de resultaten van dit proces. Bahá'u'lláh vestigde met klem de aandacht op de verdiensten en de onmisbaarheid van beraadslaging voor het ordenen van menselijke aangelegenheden. Hij zei: "Beraadslaging verleent een ruimer bewustzijn en verandert gissingen in zekerheid. Ze is een stralend licht dat in een duistere wereld de weg wijst en leiding geeft. Voor alles is er, en dat zal steeds zo blijven, een staat van volmaaktheid en rijpheid. De volmaaktheid van de gave van begrip komt tot uiting in beraadslaging." Alleen al de poging om vrede te bereiken door het proces van beraadslaging zoals hij dat voorstelde toe te passen, kan een zo weldadige geest onder de volkeren der aarde vrijmaken dat geen enkele macht het uiteindelijke, triomferende resultaat kan weerstaan.

Aangaande de werkwijze voor deze wereldbijeenkomst bood Abdu'l-Bahá, de zoon van Bahá'u'lláh en de gemachtigde uitlegger van zijn leringen, de volgende inzichten aan: "Zij moeten Vrede tot onderwerp van algemene beraadslaging maken, en met alle middelen die hun ter beschikking staand trachten een Unie van de wereldstaten op te richten. Zij moeten een bindend verdrag sluiten en een verbond oprichten, waarvan de bepalingen reëel, onschendbaar en duidelijk omschreven zijn. Zij moeten dit verdrag aan de wereld bekendmaken en hiervoor de goedkeuring van alle mensen verkrijgen. Deze verheven en nobele onderneming - de ware bron van vrede en welzijn van de gehele wereld - moet als een heilige zaak worden beschouwd door allen die de aarde bewonen. Alle krachten van de mensheid moeten worden gemobiliseerd om de duurzaamheid en bestendigheid van dit Allergrootste Verbond te verzekeren. In dit alomvattende Verdrag moeten de beperkingen en de grenzen van iedere staat duidelijk worden vastgesteld, de grondbeginselen waarop de onderlinge verhoudingen van de regeringen berusten worden vastgelegd, en alle internationale verdragen en verplichtingen duidelijk worden geregeld. Evenzo moet de omvang van de bewapening van iedere regering strikt worden beperkt, immers iedere staat die vrij is zich op een oorlog voor te bereiden en zijn militaire macht uit te breiden, zal het wantrouwen van de andere staten opwekken. Dit plechtige Verdrag moet op zulk een hecht fundament berusten dat als enige regering later één van de bepalingen zou overtreden, alle regeringen der aarde op zouden moeten staan om die regering tot volkomen onderwerping te brengen, sterker nog, de mensheid zou als één geheel moeten besluiten met alle beschikbare macht deze regering te vernietigen. Als dit krachtigste geneesmiddel op het zieke lichaam van de wereld wordt toegepast, dan zal het zeker van zijn ziekten herstellen en voorgoed veilig en gezond blijven."

Deze machtige bijeenkomst had reeds lang geleden plaats moeten vinden.

Met al het vuur in ons hart doen wij een beroep op de leiders van alle naties om dit geschikte moment aan te grijpen om beslissende stappen te nemen om deze wereldvergadering bijeen te roepen. Alle krachten der historie drijven de mensheid in de richting van deze daad, die de dageraad van haar langverbeide volwassenheid voorgoed zal markeren.

Zullen de Verenigde Naties niet met de volledige steun van al haar leden opstaan met het edele doel hun inspanningen op deze wijze te bekronen?

Laat mannen en vrouwen, jongeren en kinderen van overal de eeuwige verdienste van deze hoogstnoodzakelijke daad voor alle volkeren erkennen en hun stem verheffen in vastberaden bijval. Ja, laat het deze generatie zijn die dit glorieuze stadium in de evolutie van het maatschappelijk leven op deze planeet inluidt.


Een immer voortschrijdende beschaving


De bron van het optimisme dat wij voelen, is een visie die verder gaat dan het beëindigen van oorlog en het creëren van organisaties voor internationale samenwerking. Blijvende vrede onder de naties is een essentieel stadium, maar, zo verzekert Bahá'u'lláh, niet het uiteindelijke doel van de maatschappelijke ontwikkeling der mensheid. Voorbij de aanvankelijke wapenstilstand die de wereld wordt afgedwongen uit angst voor een nucleaire slachting, voorbij de politieke vrede die aarzelend wordt aangegaan door achterdochtige, wedijverende naties, voorbij praktische maatregelen voor veiligheid en coëxistentie, zelfs voorbij de vele experimentele samenwerkingsverbanden die door deze stappen mogelijk gemaakt zullen worden, ligt als bekroning het uiteindelijke doel: de vereniging van alle volkeren der aarde in één wereldwijde familie.

Onenigheid is een gevaar dat de naties en volkeren der wereld niet langer kunnen verdragen: de gevolgen zijn te verschrikkelijk om bij stil te staan, te evident om enige toelichting te behoeven. "Het welzijn der mensheid", schreef Bahá'u'lláh meer dan een eeuw geleden, "haar vrede en veiligheid zijn onbereikbaar, tenzij haar eenheid blijvend tot stand is gebracht." Opmerkend dat "de gehele mensheid steunt en klaagt, ernaar smacht tot eenheid te worden geleid en haar eeuwenlange martelaarschap te beëindigen", lichtte Shoghi Effendi verder toe: "Eenwording van de gehele mensheid is het waarmerk van het stadium dat de menselijke samenleving thans nadert. Eenheid van gezin, van stam, van stad-staat en natie zijn achtereenvolgens met succes beproefd en volledig gevestigd. Wereldeenheid is het doel waarnaar een gekwelde mensheid streeft. Het bouwen van natiën is ten einde. De anarchie die aan nationale soevereiniteit inherent is nadert haar hoogtepunt. Een volwassen wordende wereld moet deze afgod prijsgeven, erkennen dat menselijke verhoudingen één geheel vormen, en eens en voor al het mechanisme oprichten dat dit fundamentele levensbeginsel het beste kan belichamen."

Alle verandering teweegbrengende krachten van deze tijd bevestigen dit gezichtspunt. De bewijzen zijn te zien in de vele reeds genoemde voorbeelden van gunstige tekenen die naar wereldvrede wijzen in de huidige internationale bewegingen en ontwikkelingen. Het leger van mannen en vrouwen die uit vrijwel alle culturen, rassen en naties der aarde gerecruteerd zijn, in dienst van de veelsoortige instellingen van de Verenigde Naties, vertegenwoordigt een planetaire "ambtenarij", waarvan de indrukwekkende resultaten wijzen op het niveau van samenwerking dat zelfs onder ontmoedigende omstandigheden al bereikt kan worden. Een drang naar eenheid worstelt, als een geestelijke lente, om zichzelf tot uitdrukking te brengen via talloze internationale congressen die mensen uit een breed bereik van disciplines bijeenbrengen. Deze drang motiveert oproepen voor internationale projecten voor kinderen en jongeren. Het is de werkelijke bron van de opmerkelijke oecumenische bewegingen waardoor leden van vanouds antagonistische godsdiensten en sekten onweerstaanbaar naar elkaar toe getrokken lijken te worden. Samen met de tegengesteld gerichte neiging tot oorlog en zelfverheerlijking, waar hij onophoudelijk tegen worstelt, is de drang naar wereldeenheid één van de overheersende, indringende kenmerken van het leven op onze planeet in de laatste jaren van de twintigste eeuw.

De ervaring van de Bahá'í gemeenschap kan gezien worden als een voorbeeld van deze groter wordende eenheid. Het is een gemeenschap van ongeveer drie à vier miljoen mensen, afkomstig uit vele naties, culturen, klassen en geloven, bezig met een breed scala aan activiteiten in dienst van de geestelijke, maatschappelijke en economische behoeften van de volkeren van vele landen. Het is één enkel maatschappelijk organisme, dat de diversiteit van de menselijke familie vertegenwoordigt, dat haar aangelegenheden regelt door middel van een systeem van algemeen aanvaarde principes van overleg, en dat alle grote uitstortingen van goddelijke leiding in de geschiedenis van de mensheid even hoog acht. Haar bestaan is nòg een overtuigend bewijs van de praktische bruikbaarheid van haar Stichters visie van een verenigde wereld, nòg een bewijs dat de mensheid als één wereldomvattende maatschappij kan leven, opgewassen tegen iedere uitdaging die haar volwassenwording met zich mee kan brengen. Als de Bahá'í ervaring enigszins kan bijdragen tot het versterken van de hoop op de eenheid der mensheid, bieden wij haar gaarne aan als een model ter bestudering.

Het allerhoogste belang van de taak waar de hele wereld nu voor staat overdenkend, buigen wij deemoedig het hoofd voor de ontzagwekkende majesteit van de goddelijke Schepper, die vanuit Zijn oneindige liefde de gehele mensheid uit dezelfde stam heeft geschapen; die de edele werkelijkheid van de mens heeft verheven, die deze heeft getooid met verstand en wijsheid, adel en onsterfelijkheid, en die de mens het "unieke vermogen Hem te kennen en lief te hebben" heeft geschonken, een vermogen dat "moet worden beschouwd als de bezielende kracht, het voornaamste doel dat aan de gehele schepping ten grondslag ligt".

Wij zijn er vast van overtuigd dat alle mensen zijn geschapen om "een immer voortschrijdende beschaving uit te dragen"; dat "zich te gedragen als de dieren in het veld de mens onwaardig is"; dat de deugden die de menselijke waardigheid betamen betrouwbaarheid, verdraagzaamheid, genade, medelijden en liefde voor alle volkeren zijn. Wij bevestigen wederom het geloof dat "de mogelijkheden die inherent zijn aan de staat van de mens, de volle omvang van zijn bestemming op aarde, de aangeboren voortreffelijkheid van zijn werkelijkheid, alle tot uitdrukking moeten komen in deze beloofde Dag van God". Dit vormt de motivatie voor ons onomstotelijk geloof dat eenheid en vrede als doelstellingen die de mensheid nastreeft binnen ons bereik liggen.

In dit schrijven kunnen de verwachtingsvolle stemmen van de Bahá'ís worden gehoord ondanks de vervolgingen die zij nog steeds ondergaan in het land waar hun Geloof geboren werd. Door hun voorbeeld van standvastige hoop getuigen zij van het geloof dat de spoedige verwerkelijking van deze eeuwenoude vredesdroom nu bekleed is met de macht van goddelijke autoriteit, dankzij de transformerende effecten van Bahá'u'lláh's openbaring. Aldus delen wij U niet slechts een visie in woorden mee; wij roepen de kracht van daden van geloof en opoffering te hulp; wij brengen het vurige pleidooi voor vrede en eenheid van onze geloofsgenoten overal ter wereld naar voren. Wij voegen ons bij allen die het slachtoffer van agressie zijn, allen die smachten naar een eind aan conflicten en strijd, allen wier toewijding aan beginselen van vrede en wereldorde de nobele bedoeling bevordert waarvoor de mensheid door een al-liefhebbende Schepper in het leven werd geroepen.

In de oprechtheid van ons verlangen om de gloed van onze hoop en de vastheid van ons vertrouwen met U te delen, halen wij de nadrukkelijke belofte van Bahá'u'lláh aan: "Dit vruchteloos strijden, deze vernietigende oorlogen zullen voorbijgaan en de 'Allergrootste Vrede' zal komen".

HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID


Holy-Writings.com v2.7 (213613) © 2005 - 2021 Emanuel V. Towfigh & Peter Hoerster | Impressum | Change Interface Language: EN